Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 44:18-28 BasisBijbel (BB)

18. Ze moeten een linnen tulband op hun hoofd hebben en linnen kleren aanhebben. Ze mogen niets aanhebben waarvan ze gaan zweten.

19. En wanneer ze naar het buitenplein gaan waar de andere mensen komen, moeten ze eerst de kleren die ze aanhadden toen ze dienst deden, weer uitdoen. Ze moeten ze opbergen in de kamers van het tempelhuis. Daar moeten ze andere kleren aandoen. Want als ze de kleren zouden aanhouden waarin ze Mij hebben gediend en dan bij de andere mensen komen, zou mijn heiligheid ook op de andere mensen komen.

20. Ze mogen hun hoofd niet kaalscheren, maar ze mogen hun haar ook niet lang laten groeien. Ze moeten het regelmatig knippen.

21. De priesters mogen geen wijn gedronken hebben als ze het binnenplein op gaan.

22. Ze mogen niet trouwen met een weduwe, behalve als die weduwe de vrouw van een priester is geweest. Ze mogen ook niet trouwen met een vrouw die door haar man is weggestuurd. Ze moeten trouwen met een vrouw uit het volk Israël.

23. Zij moeten mijn volk het verschil leren tussen heilig en gewoon, tussen rein en onrein.

24. Als er ruzies zijn, moeten de priesters rechtspreken. Ze moeten rechtspreken volgens mijn wetten en leefregels. Ze moeten zich aan alle wetten en regels van de feestdagen houden. Ook moeten ze zich houden aan de heilige rustdagen.

25. Ze mogen niet in de buurt van een dode komen, want dan zouden ze onrein worden [ en geen dienst meer mogen doen ]. Ze mogen alleen een dode aanraken als die dode hun vader, moeder, zoon, dochter, broer of ongetrouwde zus is.

26. Als ze een dode hebben aangeraakt, moeten ze zich volgens de regels reinigen. Na zeven dagen zijn ze weer rein.

27. En op de dag dat ze weer op het binnenplein mogen komen om Mij te dienen, moeten ze een vergevings-offer brengen, zegt de Heer.

28. De priesters zullen geen eigen stuk grond hebben. Want ze hebben Mij: Ik zorg voor hen.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 44