Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 40:1-6 BasisBijbel (BB)

1. In het 25e jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] kwam op de tiende dag van de eerste maand Gods Geest over mij. Het was die dag precies 14 jaar geleden dat Jeruzalem was verwoest. De Geest van de Heer nam mijn geest mee naar Jeruzalem.

2. Hij bracht me naar het land Israël. Ik stond op een heel hoge berg. Op de zuidhelling van de berg was iets gebouwd dat op een stad leek.

3. In de poort zag ik een man staan die glansde als koper. Hij had een meetlint en een meetstok in zijn hand.

4. De man zei tegen mij: "Mensenzoon, let goed op wat je hier zal zien en horen. Want daarvoor ben je hier gebracht. Vertel later aan het volk Israël alles wat je hier hebt gezien."

5. Ik zag dat rondom het hele gebouw een muur liep. De man had in zijn hand een meetstok van 6 el lang. (Een el op de meetstok was 1 el plus een handbreedte. ) Daarmee ging hij de dikte en de hoogte van de muur opmeten. De muur was 6 el [ (3,18 m) ] dik en 6 el hoog.

6. Toen liep hij naar de poort aan de oostkant. Hij ging de traptreden op en ging de ingang van de poort opmeten. De ingang aan de ene kant was 6 el [ (3,18 m) ] diep. De ingang aan de andere kant [ die op het plein uitkwam ] was ook 6 el diep.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 40