Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 39:24-29 BasisBijbel (BB)

24. Het was hun straf voor de vreselijke dingen die ze deden. Daarom verliet Ik hen.

25. Maar dan zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van het volk Israël. Ik zal medelijden met hen hebben. Ik zal hun laten zien wie Ik ben.

26. Eerst zullen ze hun straf moeten dragen. Want het is een rechtvaardige straf voor alles wat ze hebben gedaan, toen ze nog rustig in hun eigen land woonden en ze voor niemand bang waren.

27. Daarna zal Ik hen verzamelen uit de landen van hun vijanden. Ik zal aan de volken laten zien hoe machtig Ik ben.

28. En Israël zal beseffen dat Ik, de Heer, hun God ben. Want eerst heb Ik hen wel weggejaagd naar andere volken, maar daarna zal Ik hen weer verzamelen en terugbrengen naar hun eigen land. Ik zal niemand achterlaten.

29. Ik zal niet langer boos op hen zijn. En Ik zal mijn Geest over het volk Israël uitstorten, zegt de Heer."

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 39