Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 26:8-12 BasisBijbel (BB)

8. De steden rondom jou zal hij omsingelen en verwoesten. Daarna zal hij jou omsingelen, een wal tegen je muur aan bouwen en je aanvallen.

9. Hij zal met stormrammen je muren stukbeuken en met zijn wapens je torens afbreken.

10. Hij zal met zoveel paarden op je afstormen dat je bedekt zal worden door de stofwolk. Je muren zullen schudden van het gedreun van ruiters en het geratel van wagenwielen, wanneer hij door de stadspoorten naar binnen rijdt. Want hij zal je stad veroveren.

11. De paardenhoeven zullen je straten kapot stampen. Je bewoners zal hij allemaal laten doden. De pilaren van je tempel zal hij stukslaan.

12. Hij zal alles meenemen wat je hebt. Hij zal al je koopwaar buitmaken. Hij zal je muren en mooie huizen afbreken. De stenen, de balken en het puin zal hij in zee gooien.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 26