Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 22:29-31 BasisBijbel (BB)

29. De mensen zijn schuldig aan afpersing en diefstal. De arme mensen worden slecht behandeld. Vreemdelingen zijn niet veilig.

30. Ik heb bij hen gezocht naar iemand die zou proberen om het land te redden. Iemand die bij het volk voor Mij op zou komen. Iemand die de gaten en scheuren die waren ontstaan in de muur [ van mijn bescherming ] zou dichtmaken. Want anders zou het land verwoest worden. Maar Ik heb niemand gevonden.

31. Daarom straf Ik hen in mijn woede. Ik verbrand hen met het vuur van mijn woede. Ik geef hun de straf die ze hebben verdiend, zegt de Heer."

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 22