Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 21:1-11 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen mij:

2. "Mensenzoon, ga met je gezicht in de richting van Jeruzalem staan. Laat je woorden tegen de altaren van de afgoden uit je mond stromen. Profeteer ook tegen het land Israël:

3. Dit zegt de Heer: Ik ben tégen jou! Ik zal mijn zwaard trekken en alle mensen in jou doden: goede en slechte mensen.

4. Van noord tot zuid zal Ik iedereen met mijn zwaard doden.

5. Iedereen zal beseffen dat Ik, de Heer, mijn zwaard heb getrokken. Ik zal het niet weer opbergen.

6. En jij, mensenzoon, zucht en kreun van diep verdriet. Laat de mensen zien dat je diep bedroefd bent.

7. Als ze je dan vragen: 'Wat zit je toch te kreunen?', moet je antwoorden: 'Vanwege het bericht dat eraan komt. Jullie zullen er allemaal van in paniek raken. Jullie zullen er alle moed door verliezen en doodsbang zijn.' Want dat bericht gaat komen, zegt de Heer."

8. De Heer zei tegen mij:

9. "Mensenzoon, profeteer: Dit zegt de Heer: Kijk, het zwaard! Het zwaard komt! En het is vlijmscherp!

10. Het is geslepen om te slachten, flitsend als de bliksem. Zouden Wij daar blij over zijn? Het is de heersersstaf van mijn Zoon die op de heersersstaven van alle andere koningen neerkijkt!

11. Hij heeft het zwaard klaargemaakt voor gebruik. Het is geslepen om het in de hand van een slachter te leggen.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 21