Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 20:27-37 BasisBijbel (BB)

27. Mensenzoon, zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Jullie voorouders hebben Mij diep beledigd met hun ontrouw aan Mij.

28. Want toen Ik hen naar het beloofde land had gebracht, vertrouwden ze liever op andere goden. Ze brachten daaraan offers op elke hoge heuvel en onder elke grote boom. Ze offerden daar hun wierook en wijn.

29. Ik zei tegen hen: 'Wat beklimmen jullie daar voor heuvel?' (Daarom worden die plaatsen nog steeds Bama [ (= 'hoogte') ] genoemd).

30. Zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Jullie willen toch dezelfde vreselijke dingen doen als jullie voorouders? Jullie willen toch net als zij andere goden aanbidden en ontrouw zijn aan Mij?

31. Jullie zijn helemaal bedorven door de offers die jullie brengen. Want jullie offeren zelfs je kinderen aan die walgelijke afgoden. Zou Ik jullie dan nu raad willen geven, volk van Israël? Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer, dat Ik jullie geen raad zal geven.

32. Jullie wilden hetzelfde zijn als de andere volken, met goden van hout en steen. Maar dat zal niet gebeuren!"

33. "Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer, dat Ik op een geweldige en machtige manier over jullie zal heersen. En Ik zal mijn straf uitstorten.

34. Ik zal jullie verzamelen uit de landen waarheen Ik jullie had weggejaagd. Ik zal jullie op een geweldige en machtige manier verzamelen. En Ik zal mijn straf uitstorten.

35. Ik zal jullie meenemen naar de woestijn van de volken. Daar zal Ik over jullie rechtspreken. Jullie zullen oog in oog met Mij staan.

36. Net zoals Ik heb rechtgesproken over jullie voorouders in de woestijn van Egypte, zo zal Ik ook over jullie rechtspreken, zegt de Heer.

37. Een herder laat zijn schapen één voor één onder zijn staf doorgaan als ze de stal ingaan[ , om ze te tellen en om te zien of elk schaap gezond is ]. Zo zal Ik ook jullie één voor één beoordelen. Ik zal kijken wie zich aan mijn verbond heeft gehouden en wie niet.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 20