Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 8:8-25 BasisBijbel (BB)

8. Toen riep de Farao Mozes en Aäron en zei: "Bid tot de Heer dat Hij de kikkers weghaalt! Dan zal ik het volk laten gaan om offers aan de Heer te brengen!"

9. Mozes antwoordde: "Zou u mij willen zeggen wanneer ik voor u, uw dienaren en uw volk moet bidden? Dan zal ik bidden dat de kikkers uit de huizen zullen verdwijnen en alleen in de rivier zullen overblijven."

10. Hij zei: "Morgen." Toen zei Mozes: "Ik zal doen wat u beveelt. Dan zult u toegeven dat er niemand is zoals onze Heer God.

11. De kikkers zullen uit uw huizen verdwijnen. Alleen in de rivier zullen ze overblijven."

12. Toen gingen Mozes en Aäron bij de Farao weg. Mozes vroeg aan de Heer om een eind te maken aan de kikkerplaag waarmee Hij de Farao had gestraft.

13. De Heer deed wat Mozes Hem had gevraagd. Alle kikkers in de huizen, paleizen en velden gingen dood.

14. De mensen verzamelden de dode kikkers in grote hopen. Het hele land stonk ervan.

15. Maar toen de Farao zag dat de ellende voorbij was, bleef hij koppig en wilde hij niet naar hen luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

16. De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron: 'Sla met je staf op het stof op de grond. Dan zal het stof in heel Egypte veranderen in luizen .' "

17. Toen sloeg Aäron met zijn staf op het stof op de grond. En er kwamen luizen op alle mensen en dieren. In heel Egypte veranderde het stof op de grond in luizen.

18. Ook de tovenaars sloegen met hun staf op de grond om door hun toverkunsten luizen tevoorschijn te toveren. Maar ze konden het niet. Er zaten luizen op alle mensen en dieren.

19. Toen zeiden de tovenaars tegen de Farao: "Dit heeft God gedaan!" Maar de Farao bleef koppig en hij wilde niet naar hen luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

20. De Heer zei tegen Mozes: "Sta morgen vroeg op en ga naar de Farao. Hij gaat om die tijd altijd naar het water. Zeg tegen hem: 'Dit zegt de Heer: Laat mijn volk gaan om Mij te aanbidden.

21. Als u mijn volk niet laat gaan, zal Ik u, uw dienaren, uw volk en uw huizen straffen met grote aantallen van allerlei ongedierte . De huizen van de Egyptenaren zullen vol ongedierte zijn. Zelfs de hele grond zal ermee bedekt zijn.

22. Maar Ik zal er voor zorgen dat er in het land Gosen, waar mijn volk woont, geen ongedierte komt. Zo zult u toegeven dat Ik, de Heer, in uw land ben.

23. Uw volk zal last hebben van het ongedierte, maar mijn volk niet. Morgen zal gebeuren wat Ik gezegd heb.' "

24. En de Heer deed dit. Er kwamen grote aantallen van allerlei ongedierte in het huis van de Farao en van zijn dienaren en in heel Egypte. In het hele land ontstond veel schade door het ongedierte.

25. Toen liet de Farao Mozes en Aäron komen en zei: "Ga maar aan jullie God offeren, hier in dit land."

Lees verder hoofdstuk Exodus 8