Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 4:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Toen antwoordde Mozes: "Maar ze zullen me niet geloven! Ze zullen niet naar me willen luisteren. Ze zullen zeggen: 'De Heer is helemaal niet naar je toe gekomen'."

2. De Heer antwoordde: "Wat heb je daar in je hand?" Hij antwoordde: "Een staf."

3. De Heer zei: "Gooi hem op de grond." Toen Mozes hem op de grond gooide, veranderde de staf in een slang. Mozes rende geschrokken weg.

4. Maar de Heer zei tegen Mozes: "Grijp de slang bij zijn staart." Mozes stak zijn hand uit en greep de slang. Toen werd de slang weer een staf in zijn hand.

5. [ En de Heer zei: ] "Zo zullen ze geloven dat de Heer, de God van hun voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, naar je toe gekomen is."

6. Toen zei de Heer tegen hem: "Leg je hand onder je kleren op je borst." Mozes legde zijn hand onder zijn kleren op zijn borst. Toen hij zijn hand weer tevoorschijn haalde, was zijn hand ziek: de huid was helemaal wit en ruw geworden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 4