Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 3:12-18 BasisBijbel (BB)

12. Toen zei Hij: "Ik ben toch bij je! En Ik zal je bewijzen dat Ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt meegenomen, zullen jullie Mij op deze berg aanbidden."

13. Toen zei Mozes tegen God: "Maar als ik tegen de Israëlieten zeg: 'De God van jullie voorvaders heeft mij naar jullie toe gestuurd,' dan vragen ze mij misschien: 'Hoe heet Hij dan?' Wat moet ik dan tegen hen zeggen?"

14. Toen zei God tegen Mozes: "Mijn naam is IK BEN. Zeg tegen de Israëlieten: 'IK BEN heeft mij gestuurd.

15. De Heer, de God van jullie voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, heeft mij naar jullie toe gestuurd.' Dat is voor eeuwig mijn naam. En zo wil Ik voor altijd worden genoemd.

16. Ga. Roep de leiders van het volk Israël bij elkaar en zeg tegen hen: De Heer, de God van jullie voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, is naar mij toe gekomen. Hij heeft gezegd: 'Ik heb heel goed gezien wat er in Egypte met jullie gebeurt.

17. Ik zal jullie uit de slavernij in Egypte redden. Ik zal jullie brengen naar het land van de Kanaänieten, Hetieten, Amorieten, Perezieten, Hevieten en Jebusieten. Ik zal jullie naar een prachtig en vruchtbaar land brengen.'

18. Ze zullen naar je luisteren.

Lees verder hoofdstuk Exodus 3