Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 22:26-31 BasisBijbel (BB)

26. En als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je hem die vóór zonsondergang teruggeven.

27. Want het is het enige wat hij heeft om zich in warm te houden. Waarin moet hij anders gaan slapen? Als hij Mij om hulp roept, zal Ik naar hem luisteren, want Ik ben goed en vriendelijk.

28. Je mag de rechters van je stad niet uitschelden of slechte dingen over hen rondvertellen.

29. Je mag het niet uitstellen om Mij het eerste deel van je graanoogst en wijnoogst te geven. Ook je oudste zoon moet je aan Mij geven.

30. Ook je eerstgeboren koeien, schapen en geiten zijn voor Mij. Ze mogen zeven dagen bij hun moeder blijven, maar op de achtste dag moet je ze aan Mij geven.

31. Jullie zijn van Mij. Daarom mogen jullie geen vlees eten van dieren die in het veld door een wild dier zijn gedood. Je mag zulk vlees alleen aan de honden voeren.

Lees verder hoofdstuk Exodus 22