Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 12:35-40 BasisBijbel (BB)

35. Verder deden de Israëlieten wat Mozes en Aäron hadden gezegd: ze vroegen aan de Egyptenaren om zilveren en gouden voorwerpen en om kleren.

36. En de Heer zorgde ervoor dat de Egyptenaren goud, zilver en kleren aan hen meegaven. Zo beroofden de Israëlieten de Egyptenaren.

37. Daarna trokken ze van Raämses naar Sukkot. Het waren ongeveer 600.000 mannen te voet. De [ vrouwen en ] kinderen waren daar nog niet bij meegeteld.

38. Ook trokken er nog allerlei andere mensen met hen mee. Verder heel veel schapen, geiten en koeien.

39. Ze bakten broden van het deeg dat ze uit Egypte hadden meegenomen. Die waren gebakken van deeg zonder gist. Want er was geen tijd geweest om het deeg te laten gisten. Want ze hadden haast, doordat ze uit Egypte waren weggejaagd. Ook was er geen tijd geweest om eten voor onderweg klaar te maken.

40. De Israëlieten hadden 430 jaar in Egypte gewoond.

Lees verder hoofdstuk Exodus 12