Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 11:2-7 BasisBijbel (BB)

2. Zeg tegen het volk dat iedereen van zijn [ Egyptische ] buren om zilveren en gouden voorwerpen moet vragen."

3. En de Heer zorgde ervoor dat de Egyptenaren goed waren voor het volk. Want de dienaren van de Farao en de mensen van het volk hadden veel ontzag voor Mozes.)

4. En Mozes zei [ toen tegen de Farao ]: "Dit zegt de Heer: Rond middernacht trek Ik door Egypte.

5. Dan zullen alle oudste zonen in het land sterven. Vanaf uw eigen oudste zoon die ná u koning zal zijn, tot en met de oudste zoon van de slavin die graan maalt. Ook alle eerstgeboren dieren van het vee zullen sterven.

6. In heel Egypte zal luid gehuild worden. Zo'n groot verdriet is er nog nooit in Egypte geweest en zal er ook nooit meer zijn.

7. Maar de Israëlieten en hun vee zal niets overkomen. Nog geen hond zal tegen hen of hun dieren durven blaffen. Zo zult u toegeven dat de Heer verschil maakt tussen de Egyptenaren en de Israëlieten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 11