Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 10:8-17 BasisBijbel (BB)

8. Toen werden Mozes en Aäron bij de Farao terug geroepen. De Farao zei tegen hen: "Ga jullie Heer God maar aanbidden. Maar wie zullen er eigenlijk allemaal gaan?"

9. Mozes antwoordde: "We gaan met jong en oud, met onze zonen en dochters, met onze schapen, geiten en koeien. Want we hebben een feest voor de Heer."

10. Toen zei de Farao tegen hen: "Ik wens jullie nog liever de zegen van de Heer toe, dan dat ik jullie en jullie kinderen laat vertrekken! Pas maar op, want ik begrijp wel wat jullie van plan zijn!

11. Nee, alleen de mannen mogen gaan om de Heer te aanbidden, want dat was wat jullie hadden gevraagd." En hij joeg hen zijn paleis uit.

12. Toen zei de Heer tegen Mozes: "Strek je hand uit over Egypte. Dan zullen er sprinkhanen in Egypte komen. Ze zullen alle planten opeten, alles wat er na de hagel nog is overgebleven."

13. Toen strekte Mozes zijn staf uit over Egypte. En de Heer zorgde ervoor dat er die hele dag en die hele nacht een oostenwind over het land waaide. Toen het ochtend werd, bracht de wind sprinkhanen mee.

14. Zo kwamen er sprinkhanen in heel Egypte. In het hele land streken ze in grote zwermen neer. Nog nooit eerder was er zó'n grote sprinkhanenplaag in Egypte geweest en zo één zal er ook nooit meer komen.

15. Ze bedekten het hele land. Het zag er zwart van de sprinkhanen. Ze aten alle planten en vruchten op die niet door de hagel waren vernield. Zo bleef er in heel Egypte geen sprietje groen meer over.

16. Toen liet de Farao snel Mozes en Aäron halen en zei: "Ik heb verkeerd gedaan tegen jullie Heer God en tegen jullie!

17. Vergeef het mij nog één keer! Bid tot jullie Heer God dat Hij ons redt! Want zo gaan we allemaal dood!"

Lees verder hoofdstuk Exodus 10