Oude Testament

Nieuwe Testament

Ester 9:4-12 BasisBijbel (BB)

4. Want Mordechai was een belangrijk man geworden in het paleis van de koning. En in alle provincies werd bekend wat hij had gedaan. Mordechai werd steeds machtiger.

5. En de Judeeërs doodden heel veel van hun vijanden. Het werd een grote slachtpartij. Ze deden met hun vijanden wat ze wilden.

6. Zo doodden de Judeeërs in de burcht Susan 500 mensen.

7. Ook doodden ze Parsandata, Dalfon, Aspata,

8. Porata, Adalja, Aridata,

9. Parmasta, Arisai, Aridai en Vaizata.

10. Dat waren de tien zonen van Haman die de vijand was geweest van de Judeeërs. Maar ze wilden geen buit meenemen.

11. De koning hoorde hoeveel mensen er waren gedood in de stad Susan.

12. Hij zei tegen koningin Ester: "Alleen al in de burcht Susan hebben de Judeeërs 500 mannen gedood. Ook de tien zonen van Haman. Wat zullen ze dan wel niet gedaan hebben in de andere provincies van mijn rijk! Heb je verder nog wensen? Vraag wat je maar wil. Is er verder nog iets?"

Lees verder hoofdstuk Ester 9