Oude Testament

Nieuwe Testament

Ester 4:8-14 BasisBijbel (BB)

8. Hij gaf Hatach een kopie mee van de brief die naar alle provincies van het koninkrijk was gestuurd en waarin stond dat het Judeese volk vernietigd zou worden. Hatach moest die brief aan Ester laten zien, zodat ze zou weten wat er aan de hand was. Ook moest hij haar vragen om naar de koning te gaan. Mordechai wilde dat ze bij de koning om genade zou gaan smeken voor haar volk.

9. Hatach ging weer naar binnen en vertelde Ester wat Mordechai hem had gezegd.

10. Maar Ester stuurde Hatach naar Mordechai terug met de boodschap:

11. "Iedereen die ongevraagd bij de koning komt, wordt gedood. Iedereen in het hele koninkrijk weet dat! Alleen als de koning zijn gouden staf naar je uitsteekt als je ongevraagd bij hem komt, blijf je in leven. En ik ben al 30 dagen niet door de koning geroepen."

12. Toen Mordechai dit van Hatach hoorde, zei hij:

13. "Zeg tegen koningin Ester: Denk maar niet dat jij als enige van alle Judeeërs in leven zal blijven omdat je in het paleis van de koning woont.

14. Als jij blijft zwijgen, zal er voor de Judeeërs wel op een andere manier redding komen. Maar jij en je familie zullen sterven. En wie weet ben juist jíj koningin geworden omdat deze dingen zouden gaan gebeuren."

Lees verder hoofdstuk Ester 4