Oude Testament

Nieuwe Testament

Ester 2:16-22 BasisBijbel (BB)

16. Ester werd naar de koning gebracht in zijn koninklijk paleis. Dat was in de tiende maand (de maand Tebet), toen koning Ahasveros zeven jaar koning was.

17. De koning vond Ester mooier en liever dan alle andere vrouwen. Hij hield meer van haar dan van alle andere meisjes. Daarom kroonde hij haar tot koningin in de plaats van Vasti.

18. Toen liet de koning een grote feestmaaltijd klaarmaken en nodigde al zijn ministers en dienaren uit voor het feest van Ester. De provincies van zijn rijk hoefden die maand geen belasting te betalen. Ook deelde hij gul geschenken uit, zoals je dat van een koning mocht verwachten.

19. Toen er voor de tweede keer meisjes uit het hele land naar het paleis werden gebracht, deed Mordechai dienst in de poort van het paleis.

20. (Ester had niemand verteld van welk volk ze was, want ze deed altijd wat Mordechai zei.)

21. In die tijd waren er twee dienaren van de koning, Bigtana en Teres, die kwaad waren op de koning. Ze waren bewakers van de kamers van de koning. Mordechai hoorde hen overleggen hoe ze de koning zouden vermoorden.

22. Hij vertelde koningin Ester wat hij had gehoord. Ester zei het namens Mordechai tegen de koning.

Lees verder hoofdstuk Ester 2