Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 9:4-9 BasisBijbel (BB)

4. Maar ga dan niet denken: 'De Heer geeft ons hun land omdat wij zulke goede mensen zijn.' Want Hij doet dat niet omdat júllie zo goed zijn, maar omdat zíj zo slecht zijn.

5. Dáárom jaagt Hij hen weg uit hun land. En Hij geeft het aan jullie, omdat Hij doet wat Hij heeft beloofd aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob.

6. Onthoud dus goed dat jullie Heer God dit land niet aan jullie geeft omdat jullie zo goed zijn. Want jullie zijn een koppig en ongehoorzaam volk.

7. Vergeet niet dat jullie in de woestijn je Heer God vreselijk boos hebben gemaakt. Vanaf de dag dat jullie uit Egypte vertrokken tot aan de dag dat jullie hier aankwamen zijn jullie Hem ongehoorzaam geweest.

8. Vooral bij de berg Horeb hebben jullie de Heer vreselijk boos gemaakt. Hij was zelfs zó boos, dat Hij jullie wilde vernietigen.

9. Ik was de berg opgeklommen. Ik zou van de Heer de platte stenen krijgen waarop het verbond stond dat Hij met jullie had gesloten. Ik was toen 40 dagen en 40 nachten op de berg en at en dronk niets.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 9