Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 5:8-21 BasisBijbel (BB)

8. Maak geen godenbeelden van iets wat in de lucht, op de aarde, of in het water onder de aarde is.

9. Ga niet zulke beelden aanbidden en dienen. Want Ik, jullie Heer God, ben een jaloers God [ en Ik wil niet dat jullie andere goden aanbidden ]. Als mensen Mij niet willen gehoorzamen, zal het slecht met hen gaan. Hun ongehoorzaamheid heeft gevolgen tot in de derde en vierde familie ná hen.

10. Maar Ik ben goed voor de mensen die van Mij houden en mijn wetten gehoorzamen. Het zal goed gaan met de duizenden mensen die van hen afstammen.

11. Misbruik mijn naam niet. Iemand die mijn naam misbruikt, is schuldig. Ik zal hem straffen.

12. Houd je aan de heilige rustdag. Die dag is voor Mij.

13. Zes dagen mogen jullie werken.

14. Maar de zevende dag is mijn heilige rustdag. Dan mag niemand werken. Jullie niet, je zoon niet, je dochter niet, je knecht niet, je slavin niet, je vee niet, en de vreemdelingen die in jullie steden wonen ook niet. Zo kunnen jullie knechten en slavinnen op die dag uitrusten, net als jullie.

15. Vergeet nooit dat jullie slaven in Egypte zijn geweest en dat Ik jullie daaruit op een machtige manier heb gered. Daarom beveel Ik dat jullie je aan de heilige rustdag moeten houden.

16. Heb respect voor je vader en moeder [ en zorg voor hen ]. Dan zullen jullie lang leven in het land dat Ik jullie ga geven.

17. Dood niemand.

18. Wees niet ontrouw aan je man of vrouw.

19. Steel niet.

20. Beschuldig niemand van iets wat niet waar is.

21. Wees niet jaloers op wat iemand anders heeft. Je moet niet willen hebben wat al van een ander is: zijn huis, of zijn vrouw, of zijn knecht, of zijn slavin, of zijn koe, of zijn ezel, of iets anders wat van iemand anders is.'

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 5