Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 33:6-13 BasisBijbel (BB)

6. [ Mozes zei: "Dit is mijn zegen voor de stam van ] Ruben:Ik wens Ruben toe dat hij zal leven, en niet zal uitsterven, maar dat hij een kleine stam zal blijven."

7. "Dit is mijn zegen voor [ de stam van ] Juda:Luister, Heer, naar de stem van Juda. Breng hem terug bij zijn volk. Maak hem sterk. Heer, wees zijn Helper tegen zijn vijanden."

8. Van [ de stam van ] Levi zei hij:"De Tummim en Urim zijn bij uw vriend Levi, die U bij het water van Massa en Meriba op de proef heeft gesteld.

9. De Levieten vinden U belangrijker dan hun vader en moeder, hun broers en hun kinderen. Want ze willen gehoorzaam zijn aan de wetten van uw verbond.

10. Zij leren het volk van Israël uw wetten en leefregels. Ze brengen U wierook-offers en brand-offers.

11. Heer, wees goed voor hen en geniet van alles wat ze voor U doen. Verpletter hun vijanden, zodat ze nooit meer opstaan."

12. Van [ de stam van ] Benjamin zei hij:"Hij is de vriend van de Heer. Hij zal veilig bij Hem wonen. God beschermt hem altijd en woont bij hem tussen zijn berghellingen."

13. Van [ de stam van ] Jozef zei hij:"Heer, zegen het land van Jozef met dauw van de hemel en met water onder de aarde.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 33