Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 3:19-29 BasisBijbel (BB)

19. Alleen jullie vrouwen, kinderen en vee (ik weet dat jullie veel vee hebben) mogen achterblijven in de steden die ik jullie heb gegeven.

20. Jullie moeten met de andere stammen meestrijden. Totdat de Heer ook aan hen vrede en rust zal hebben gegeven, net zoals Hij aan jullie heeft gegeven. De Heer God gaat hun het land aan de overkant van de Jordaan geven. Jullie moeten hen helpen dat te veroveren. Daarna mogen jullie teruggaan naar het land dat ik aan jullie heb gegeven.'

21. Tegen Jozua zei ik: 'Je hebt met eigen ogen gezien wat jullie Heer God met deze twee koningen heeft gedaan. De Heer zal hetzelfde doen met alle andere koninkrijken waar je nog naartoe gaat.

22. Wees dus niet bang voor hen, want de Heer God strijdt Zelf voor jullie.'

23. Ook smeekte ik de Heer toen:

24. 'U bent nog maar net begonnen met mij te laten zien hoe sterk en machtig U bent. Want welke god in de hemel of op de aarde kan zulke geweldige dingen doen als U?

25. Laat mij alstublieft de Jordaan oversteken. Dan kan ik het prachtige land zien dat aan de overkant ligt, dat prachtige bergland en de Libanon.'

26. Maar door jullie schuld was de Heer boos op mij. Hij wilde niet naar me luisteren. Hij zei tegen mij: 'Zo is het genoeg. Ik wil je er niet meer over horen.

27. Klim naar de top van de Pisga en kijk naar het westen, noorden, zuiden en oosten. Kijk goed rond, want je zal de Jordaan niet oversteken.

28. Maar zeg tegen Jozua wat hij moet doen. Want hij zal de leiding van je overnemen. Bereid hem goed voor op zijn taak. Want hij zal het volk naar de overkant brengen. Hij zal ervoor zorgen dat dit volk het land krijgt dat jij zal zien.'

29. En we bleven in het dal tegenover Bet-Peor.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 3