Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 21:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Stel dat jullie in het land dat de Heer God jullie gaat geven, in het open veld iemand zien liggen die is vermoord, en jullie niet weten wie hem heeft gedood.

2. Dan moeten de leiders en rechters erheen gaan en de afstand meten van de vermoorde man naar de steden in de buurt.

3. De leiders van de stad die het dichtst bij de vermoorde man is, moeten een jonge koe nemen waarmee nog nooit is gewerkt. Dus een koe die nog nooit met een juk een ploeg heeft getrokken.

4. Ze moeten met die koe naar een dal gaan waar de grond niet wordt bewerkt en waar nog nooit is gezaaid. In dat dal moeten ze de koe de nek breken.

5. Er moeten priesters bij aanwezig zijn. (Want jullie Heer God heeft hen aangewezen om Hem te dienen en jullie namens Hem te zegenen. Bij elke rechtszaak moet worden gedaan wat zij besluiten.)

6. De leiders van de stad die het dichtst bij de vermoorde man is, moeten boven de dode koe hun handen wassen en zeggen:

7. 'Onze handen hebben deze moord niet gepleegd en onze ogen hebben het niet zien gebeuren. We weten niet wie het heeft gedaan.

8. Vergeef uw volk Israël deze moord, uw volk Israël dat U heeft bevrijd. Houd ons niet schuldig voor de dood van deze onschuldige man.' Dan vergeeft de Heer God het land deze moord.

9. Zo moeten jullie de schuld voor de dood van onschuldige mensen uit Israël wegdoen. Want zo doen jullie wat de Heer rechtvaardig vindt.

10. Jullie gaan straks met de hulp van de Heer God jullie vijanden overwinnen. Dan zullen jullie gevangenen meebrengen.

11. Stel dat één van jullie bij die gevangenen een mooie vrouw ziet met wie hij graag zou willen trouwen.

12. Dan moet hij haar in zijn huis brengen. Ze moet haar haar en haar nagels kort knippen.

13. Ze moet de kleren uittrekken die ze droeg toen ze gevangen werd genomen. Ze mag een hele maand in zijn huis blijven om over haar vader en moeder te treuren. Daarna mag hij met haar trouwen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 21