Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 2:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Toen keerden we om en vertrokken in de richting van de woestijn. We gingen in de richting van de Rietzee, zoals de Heer tegen mij had gezegd. Dagenlang trokken we om de bergen van Seïr heen.

2. Toen zei de Heer tegen mij:

3. 'Jullie hebben nu lang genoeg om deze bergen heen getrokken. Buig nu af naar het noorden.

4. Zeg tegen het volk: Jullie zullen nu door het gebied van jullie broeders trekken: het volk van Ezau in Seïr. Ze zullen bang voor jullie zijn, maar denk er om: daag hen niet uit.

5. Want Ik zal jullie niets van hun land geven. Nog geen voetbreed mogen jullie ervan hebben. Want de bergen van Seïr heb Ik aan het volk van Ezau gegeven.

6. Als jullie eten willen hebben, moeten jullie daarvoor betalen. Ook voor het water dat jullie er drinken moeten jullie betalen.

7. Want bij alles wat jullie doen, ben Ik goed voor jullie geweest. Ik heb op deze hele tocht door de woestijn voor jullie gezorgd. Ik ben deze 40 jaar met jullie geweest, en jullie hebben aan niets tekort gehad.'

8. We trokken weer bij het volk van Ezau in Seïr vandaan, weg van de vlakte van Elat en Ezeon-Geber. We sloegen de richting in van de woestijn van Moab.

9. Toen zei de Heer tegen mij: 'Maak het volk Moab niet kwaad en daag het niet uit. Want Ik zal jullie niets van zijn land geven. Want het land Ar heb Ik aan het volk van Lot gegeven.'

10. (Vroeger hadden de Emieten daar gewoond. Dat was een sterk en groot volk, met mensen die net zo groot waren als de Enakieten.

11. Ze werden reuzen genoemd, net als de Enakieten. Men zei dat ze van de Refaïeten afstamden. De Moabieten noemden hen Emieten.

12. En in Seïr woonden vroeger de Horieten. Maar het volk van Ezau had hen uit hun land weggejaagd en hen vernietigd. Daarna waren ze zelf in dat land gaan wonen, net zoals Israël heeft gedaan met het land dat de Heer hun had gegeven.)

13. De Heer zei: 'Ik wil dat jullie de beek Zered oversteken.' Toen staken we de beek Zered over.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 2