Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 14:13-22 BasisBijbel (BB)

13. wouwen, alle soorten gieren

14. en alle soorten kraaien.

15. Ook geen struisvogels, koekoeken en alle soorten sperwers.

16. Ook geen uilen, kauwtjes,

17. roerdompen, pelikanen en aalscholvers,

18. ooievaars en alle soorten reigers, hoppen en vleermuizen.

19. Ook alle insecten zijn onrein voor jullie. Jullie mogen die niet eten.

20. Maar alle reine vogels mogen jullie eten.

21. Jullie mogen geen vlees eten van dieren die jullie dood hebben gevonden. Jullie mogen zulk vlees wel te eten geven aan de vreemdelingen die in jullie steden wonen, of verkopen aan een buitenlander. Maar jullie mogen er zelf niet van eten, want jullie zijn van de Heer.En je mag een jong geitje niet koken in de melk van zijn moeder.

22. Geef elk jaar heel precies een tiende deel van de hele oogst van jullie akkers aan de Heer.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 14