Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 9:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Op een dag vroeg David: "Is er nog iemand overgebleven van de familie van Saul? Dan wil ik goed voor hem zijn. Want dat heb ik Jonatan beloofd toen ik met hem een verbond sloot."

2. Er was bij de familie van Saul een dienaar in dienst geweest die Ziba heette. Hij werd bij David geroepen en de koning vroeg hem: "Ben jij Ziba?" Hij antwoordde: "Ja, heer."

3. Toen vroeg de koning hem: "Is er soms nog iemand overgebleven van de familie van Saul? Dan wil ik goed voor hem zijn." Ziba antwoordde: "Er is nog een zoon van Jonatan. Hij heeft kreupele voeten."

4. De koning vroeg: "Waar woont hij?" Ziba antwoordde de koning: "Hij woont bij Machir, de zoon van Ammiël in Lodebar."

5. Toen liet koning David hem bij Machir ophalen.

6. Zo kwam Mefiboset bij David. Hij liet zich voor David op de grond vallen en boog zich diep. David zei: "Mefiboset!" Hij antwoordde: "Ja, heer."

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 9