Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 3:6-23 BasisBijbel (BB)

6. In de tijd dat er oorlog was tussen Isboset en David, kreeg Abner steeds meer invloed bij Isboset.

7. Saul had een bijvrouw gehad die Rizpa heette. Ze was een dochter van Aja. Isboset zei tegen Abner: "Waarom ben jij met de bijvrouw van mijn vader naar bed geweest?"

8. Abner werd woedend en zei: "Denkt u soms dat ik een smerige hond ben die stiekem aan de kant van Juda staat? Ik ben altijd trouw geweest aan u, uw vader Saul, zijn broers en zijn vrienden. Ik heb ervoor gezorgd dat u niet in de handen van David bent gevallen! En nu bent u kwaad over iets met een vrouw?

9. Ik zweer bij God dat ik ervoor zal zorgen dat wat de Heer aan David heeft gezworen, werkelijkheid wordt.

10. Hij heeft gezworen dat Hij het koningschap zal afnemen van de familie van Saul en dat Hij het aan David zal geven. Hij zal David tot koning maken over heel Israël en Juda, vanaf Dan [ in het noorden ] tot Berseba [ in het zuiden ]. En ik zal ervoor zorgen dat dat ook gebeurt!"

11. Isboset durfde niets meer te zeggen, want hij was bang voor hem.

12. Toen stuurde Abner boodschappers naar David in Hebron en zei: "Van wie is het land? [ Van u toch zeker? ] Als u met mij een verbond sluit, zal ik u helpen om koning van heel Israël te worden."

13. David antwoordde: "Goed, ik zal een verbond met je sluiten. Maar je mag alleen bij me komen als je [ mijn vrouw ] Michal, de dochter van Saul, meebrengt."

14. En David stuurde boodschappers naar Isboset, de zoon van Saul, met de boodschap: "Geef mij mijn vrouw Michal. Ik heb immers voor haar een bruidsprijs betaald: 100 geslachtsdelen van Filistijnen."

15. Toen liet Isboset haar weghalen bij haar man Paltiël, de zoon van Laïs.

16. Haar man liep huilend met haar mee tot ze bij Bahurim kwamen. Daar zei Abner tegen hem: "Ga weg, ga naar huis." Toen ging hij terug.

17. Abner overlegde met de leiders van Israël en zei: "Jullie willen al heel lang dat David jullie koning wordt.

18. Dit is het moment daarvoor. Want de Heer heeft van David gezegd: 'Door mijn dienaar David zal Ik mijn volk Israël bevrijden van de Filistijnen en van al zijn vijanden.' "

19. Ook sprak Abner met de leiders van de stam van Benjamin. Daarna ging hij David in Hebron zelf vertellen wat Israël en de stam van Benjamin hadden besloten.

20. Hij nam 20 mannen mee naar Hebron. David maakte een feestmaaltijd voor hen klaar.

21. Abner zei tegen David: "Ik zal ervoor zorgen dat heel Israël een verbond met u zal sluiten, mijn heer de koning. Dan zult u koning worden over het hele land, zoals u graag wil." Toen liet David Abner weer in vrede vertrekken.

22. Kort daarna kwam Davids legeraanvoerder Joab met zijn mannen terug van een plundertocht. Ze brachten een grote buit mee. Abner was op dat moment al uit Hebron vertrokken, want David had hem laten gaan.

23. Toen Joab met zijn leger terugkwam, hoorde hij dat Abner bij de koning was geweest. Hij was woedend dat David hem in vrede had laten vertrekken.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 3