Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 19:21-38 BasisBijbel (BB)

21. Toen vroeg Abisaï: "Simeï heeft de koning die door de Heer gezalfd is, vervloekt! Moet hij daarvoor niet worden gedood?"

22. Maar David zei: "Wat hebben jullie daarmee te maken? Jullie doen vandaag alsof jullie mijn vijanden zijn. Hoe kunnen jullie vandaag iemand in Israël doden? Ik ben vandaag immers weer koning van Israël geworden!"

23. En de koning zei tegen Simeï: "Ik zweer je dat je niet zal worden gedood."

24. Ook Mefiboset, de kleinzoon van Saul, was de koning tegemoet gekomen. Vanaf de dag dat de koning was gevlucht tot de dag dat hij weer veilig terugkwam, had hij zijn voeten en zijn baard niet verzorgd en zijn kleren niet gewassen.

25. Toen hij in Jeruzalem de koning tegemoet kwam, vroeg de koning hem: "Waarom was je niet met mij meegegaan, Mefiboset?"

26. Hij antwoordde, "Mijn heer de koning, mijn dienaar heeft mij bedrogen. Omdat ik kreupel ben, was ik was van plan om op de ezel met u mee te gaan.

27. Maar hij heeft tegen u over mij gelogen, mijn heer de koning. Maar u bent zo wijs als een engel van God, mijn heer de koning. Doe daarom met mij wat u wil.

28. Want ook al had mijn hele familie verwacht door u gedood te worden, toch mocht ik als geëerde gast elke dag bij u aan tafel eten. Ik durf niet nóg een keer te hopen dat u goed voor mij zal zijn."

29. Maar de koning zei: "Je hoeft niets meer te zeggen. Ik beveel dat jij en Ziba de akkers samen moeten delen."

30. Toen zei Mefiboset tegen de koning: "Hij mag ook wel alles hebben, nu u veilig naar huis bent teruggekomen!"

31. Barzillai uit Gilead was uit Rogelim gekomen. Hij trok met de koning de Jordaan over, om hem uitgeleide te doen.

32. Barzillai was heel oud: hij was al 80 jaar. Hij had voor de koning gezorgd toen de koning in Mahanaïm was, want hij was heel rijk.

33. De koning zei tegen Barzillai: "Ga met me mee naar Jeruzalem. Dan zal ik daar in alles voor je zorgen."

34. Maar Barzillai antwoordde: "Ik zal waarschijnlijk niet lang meer leven. Het heeft geen zin meer om nog met u mee te gaan.

35. Ik ben nu 80 jaar. Zou ik het verschil tussen goed en slecht nog merken? Ik proef niet meer wat ik eet of drink. En ik kan niet meer genieten van de stemmen van zangers en zangeressen. Waarom zou ik het u dan lastig maken, mijn heer de koning?

36. Waarom zou u mij zo'n grote beloning willen geven? Ik zal maar een klein eindje met u meereizen.

37. Laat mij daarna teruggaan. Ik wil in mijn eigen stad sterven, bij het graf van mijn vader en moeder. Maar Kimham zou met u mee kunnen gaan. Doe met hem wat u het beste vindt."

38. "Goed," zei de koning, "Kimham zal met mij meegaan en ik zal voor hem doen wat jij wil. Ik zal alles voor je doen wat je van me vraagt."

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 19