Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 19:20-26 BasisBijbel (BB)

20. Ik weet dat het verkeerd van mij was. Maar nu ben ik vandaag als eerste uit de stammen van Jozef hier gekomen om u te verwelkomen."

21. Toen vroeg Abisaï: "Simeï heeft de koning die door de Heer gezalfd is, vervloekt! Moet hij daarvoor niet worden gedood?"

22. Maar David zei: "Wat hebben jullie daarmee te maken? Jullie doen vandaag alsof jullie mijn vijanden zijn. Hoe kunnen jullie vandaag iemand in Israël doden? Ik ben vandaag immers weer koning van Israël geworden!"

23. En de koning zei tegen Simeï: "Ik zweer je dat je niet zal worden gedood."

24. Ook Mefiboset, de kleinzoon van Saul, was de koning tegemoet gekomen. Vanaf de dag dat de koning was gevlucht tot de dag dat hij weer veilig terugkwam, had hij zijn voeten en zijn baard niet verzorgd en zijn kleren niet gewassen.

25. Toen hij in Jeruzalem de koning tegemoet kwam, vroeg de koning hem: "Waarom was je niet met mij meegegaan, Mefiboset?"

26. Hij antwoordde, "Mijn heer de koning, mijn dienaar heeft mij bedrogen. Omdat ik kreupel ben, was ik was van plan om op de ezel met u mee te gaan.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 19