Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 17:22-29 BasisBijbel (BB)

22. Toen stak David met alle mensen die bij hem waren de Jordaan over. Toen het dag werd, was iedereen aan de overkant.

23. Achitofel vond het vreselijk dat Absalom niet had gedaan wat hij hem had aangeraden. Hij ging op zijn ezel naar huis in de stad waar hij woonde. Daar regelde hij alles voor zijn familie. Toen hing hij zich op. Zo stierf hij. Hij werd begraven in het graf van zijn vader.

24. David was intussen bij Mahanaïm aangekomen. Absalom was met het leger van Israël de Jordaan overgestoken.

25. Hij had Amasa legeraanvoerder gemaakt in de plaats van Joab. (Amasa was de zoon van een Israëliet die Jetra heette. Hij was getrouwd met Abigaïl. Abigaïl was een dochter van Nahas en een zus van Zeruja, de moeder van Joab. )

26. Absalom zette zijn legerkamp op in Gilead.

27. In Mahanaïm kwamen Sobi de zoon van Nahas (uit Rabba van de Ammonieten), Machir de zoon van Ammiël (uit Lodebar) en Barzillai (uit Rogelim in Gilead) naar David toe.

28. Ze brachten van alles voor hem en zijn mannen mee: dekens, schalen, potten en pannen, graan, meel, geroosterd graan, bonen, geroosterde linzen, honing, boter,

29. schapen, geiten en kaas. "Want," zeiden ze, "de mannen zullen wel hongerig, dorstig en moe zijn geworden in de woestijn." (lees verder)

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 17