Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 17:20-25 BasisBijbel (BB)

20. Toen de mannen van Absalom bij het huis kwamen, vroegen ze de vrouw: "Waar zijn Ahimaäz en Jonatan?" De vrouw antwoordde: "Ze zijn dat beekje overgestoken." De mannen vertrokken weer om hen te zoeken. Toen ze hen niet konden vinden, gingen ze terug naar Jeruzalem.

21. Toen Absaloms mannen waren vertrokken, klommen de twee uit de put. Haastig gingen ze naar koning David om hem alles te vertellen. Ze zeiden tegen David: "Steek zo snel mogelijk de Jordaan over. Want Achitofel heeft zo-en-zo aan Absalom aangeraden."

22. Toen stak David met alle mensen die bij hem waren de Jordaan over. Toen het dag werd, was iedereen aan de overkant.

23. Achitofel vond het vreselijk dat Absalom niet had gedaan wat hij hem had aangeraden. Hij ging op zijn ezel naar huis in de stad waar hij woonde. Daar regelde hij alles voor zijn familie. Toen hing hij zich op. Zo stierf hij. Hij werd begraven in het graf van zijn vader.

24. David was intussen bij Mahanaïm aangekomen. Absalom was met het leger van Israël de Jordaan overgestoken.

25. Hij had Amasa legeraanvoerder gemaakt in de plaats van Joab. (Amasa was de zoon van een Israëliet die Jetra heette. Hij was getrouwd met Abigaïl. Abigaïl was een dochter van Nahas en een zus van Zeruja, de moeder van Joab. )

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 17