Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 15:5-14 BasisBijbel (BB)

5. En als iemand zich voor hem wilde buigen, greep hij de man bij zijn hand en omhelsde hem.

6. Zo deed Absalom met alle Israëlieten die met hun rechtszaken naar de koning gingen. Zo zorgde Absalom ervoor dat iedereen hem heel graag mocht.

7. Na vier jaar vroeg Absalom aan de koning: "Mag ik alstublieft naar Hebron gaan? Ik wil daar offers brengen die ik aan de Heer heb beloofd.

8. Want toen ik nog in Gesur woonde, in Aram, heb ik de Heer beloofd: 'Als U mij naar Jeruzalem terugbrengt, zal ik U dank-offers brengen.' "

9. De koning antwoordde hem: "Ga in vrede." Zo vertrok Absalom naar Hebron.

10. Maar hij had van tevoren in het geheim boodschappers naar alle stammen van Israël gestuurd met de opdracht: "Zodra jullie op de ramshorens horen blazen, moeten jullie roepen: 'Absalom is koning in Hebron!'

11. Er gingen 200 mannen uit Jeruzalem met Absalom mee. Ze waren als gasten uitgenodigd voor het offerfeest. Ze wisten verder nergens van.

12. Ook liet Absalom Achitofel komen. Achitofel, uit Gilo, was Davids raadgever. Zo werd het een grote samenzwering. En er sloten zich steeds meer mensen bij Absalom aan.

13. Toen kreeg David het bericht: "De Israëlieten hebben de kant van Absalom gekozen."

14. Toen zei hij tegen zijn dienaren in Jeruzalem: "We moeten snel voor Absalom vluchten. Want als hij zich haast, zullen we niet meer kunnen ontsnappen. Dan zal hij ons en de bewoners van de stad allemaal doden."

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 15