Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 11:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Toen het weer voorjaar werd, de tijd dat de koningen altijd ten strijde trekken, stuurde David Joab en zijn leger er op uit. Ze versloegen de Ammonieten en omsingelden Rabba. Maar David bleef in Jeruzalem.

2. Op een avond stond David op van zijn bed en wandelde op het dak van het paleis. Vanaf het dak zag hij een vrouw die zich aan het baden was. Ze was heel mooi.

3. David liet vragen wie ze was. Hij kreeg te horen: "Dat is Batseba, de dochter van Eliam. Ze is getrouwd met de Hetiet Uria."

4. David stuurde boodschappers naar haar toe om haar te halen. Ze kwam naar hem toe en hij ging met haar naar bed. Daarna ging ze terug naar huis.

5. Batseba merkte dat ze in verwachting was geraakt van David. Ze liet het hem weten.

6. Toen stuurde David een boodschap naar Joab dat hij Uria naar hem toe moest sturen.

7. Uria ging naar David. David vroeg hem hoe het met Joab en zijn mannen ging en hoe het met de oorlog stond.

8. Daarna zei David tegen Uria: "Ga maar naar huis en rust een beetje uit." Een paar dienaren van de koning brachten hem een maaltijd achterna.

9. Maar Uria ging niet naar huis. Hij ging in de paleispoort slapen, bij de andere soldaten van zijn heer.

10. David kreeg te horen: "Uria is niet naar huis gegaan." David ging naar Uria en zei tegen hem: "Je hebt toch een lange reis achter de rug? Waarom ga je dan niet naar huis?"

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 11