Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuel 10:1-4 BasisBijbel (BB)

1. Daarna stierf [ Nahas, ] de koning van de Ammonieten. Zijn zoon Hanun werd in zijn plaats koning.

2. Toen zei David: "Ik zal vriendelijk zijn voor Hanun, de zoon van Nahas. Want zijn vader is ook vriendelijk voor mij geweest." Daarom stuurde David boodschappers die Hanun moesten zeggen dat David het erg vond voor Hanun dat zijn vader was gestorven.

3. Zo kwamen Davids boodschappers in het land van de Ammonieten. Maar de leiders van de Ammonieten zeiden tegen hun heer Hanun: "U gelooft toch niet echt dat David die mannen stuurt uit respect voor uw vader? Die boodschappers zijn heus niet alleen gekomen om u te vertellen dat David het erg vindt dat uw vader is gestorven. David heeft hen gestuurd om de stad te bespioneren, zodat hij die kan verwoesten!"

4. Toen nam Hanun de dienaren van David gevangen. Hij liet hun baard voor de helft afscheren en hun kleren tot aan hun billen afsnijden. Zo stuurde hij hen terug.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuel 10