Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 1:9-13 BasisBijbel (BB)

9. Heer God, wilt U doen wat U aan mijn vader David heeft beloofd. Want U heeft mij koning gemaakt over een volk dat zo ontelbaar is als het stof op de aarde.

10. Geef mij alstublieft alle wijsheid en kennis die ik nodig heb om dit volk te leiden."

11. God antwoordde Salomo: "Ik ben blij dat je dít van Mij vraagt, en dat je niet vraagt om rijkdom, schatten of eer. Je vraagt zelfs niet om het leven van je vijanden, of om een lang leven. Maar je hebt gevraagd om kennis en wijsheid. Want je wil het volk waarover Ik jou koning heb gemaakt, graag goed kunnen leiden.

12. Daarom zal Ik je die kennis en wijsheid geven. Maar bovendien zal Ik je rijkdom, schatten en eer geven. Méér dan alle koningen die er vóór jou zijn geweest, of na jou nog zullen komen."

13. Toen vertrok Salomo uit Gibeon en ging naar Jeruzalem terug. En hij regeerde over Israël.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 1