Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 25:18-23 BasisBijbel (BB)

18. Verder greep Nebuzaradan de hogepriester Seraja, zijn hulp-priester Zefanja, de drie deurwachters van de tempel,

19. een legeraanvoerder uit de stad, vijf raadgevers van de koning, de schrijver van de legeraanvoerder die bijhield wie er in dienst moesten, en 60 gewone mannen die nog in de stad waren.

20. Hij bracht hen naar de koning van Babel in Ribla.

21. De koning van Babel liet hen daar in Ribla in Hamat doden. Zo werden de bewoners van Juda uit hun land weggehaald en naar Babel gebracht.

22. De koning van Babel koos Gedalja uit om toezicht te houden op de mensen die hij in Juda had achtergelaten . Gedalja was de zoon van Ahikam, die een zoon was van Safan.

23. Toen de legeraanvoerders en hun mannen hoorden dat Gedalja de bestuurder van Juda werd, gingen ze hem in Mizpa bezoeken. Het waren Ismaël de zoon van Netanja, Johanan de zoon van Kareah, Seraja de zoon van Tanhumet uit Netofa en Jaäzanja uit Maächa, met al hun mannen.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 25