Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 17:20-25 BasisBijbel (BB)

20. Daarom bracht God het hele volk Israël in grote moeilijkheden. Hij gaf hen in de macht van veroveraars. Hij wilde niets meer met hen te maken hebben.

21. God had [ het grootste deel van ] Israël losgescheurd van de familie van David. Zij kroonden Jerobeam, de zoon van Nebat, tot koning. Jerobeam zorgde ervoor dat Israël God niet langer wilde dienen.

22. Het was zijn schuld dat het volk vreselijke dingen ging doen. Want Jerobeam gaf hun het slechte voorbeeld.

23. En dat ging zo door, totdat de Heer besloot dat Hij niets meer met hen te maken wilde hebben. Van tevoren had hij al door zijn profeten laten zeggen dat dat zou gebeuren. Zo werden de bewoners van het koninkrijk Israël gevangen meegenomen naar Assur. En daar zijn ze nu nog.

24. Daarna stuurde de koning van Assur mensen uit Babel, Kuta, Avva, Hamat en Sefarvaïm naar de steden van Samaria. Zij moesten daar gaan wonen in plaats van de Israëlieten. Zo werd de streek Samaria van hen.

25. Toen zij daar pas woonden, aanbaden ze de Heer niet. Daarom stuurde de Heer leeuwen op hen af. Een aantal mensen werd door de leeuwen gedood.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 17