Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuel 19:14-22 BasisBijbel (BB)

14. Saul stuurde de mannen om David te halen. Maar Michal zei: "Hij is ziek."

15. Toen beval Saul de mannen om naar David te gaan kijken en zei: "Breng hem met bed en al hier. Dan kan ik hem doden."

16. Toen ze binnenkwamen, ontdekten ze dat op het bed een [ goden ]beeld lag met een vacht van geitenhaar op het hoofd.

17. Saul zei tegen Michal: "Waarom heb je me bedrogen? Je hebt mijn vijand helpen vluchten! Nu is hij ontsnapt!" Maar ze antwoordde: "Hij zei tegen mij: 'Help me ontsnappen, anders dood ik je.' "

18. David vluchtte naar Samuel in Rama. Hij vertelde hem wat Saul had gedaan. Samuel nam hem mee naar Najot.

19. Saul hoorde dat David in Najot bij Rama was.

20. Hij stuurde soldaten om David te halen. Maar de soldaten kwamen een groep profeten tegen die vol van de Geest liepen te profeteren. Samuel liep voorop. Toen kwam Gods Geest ook op de soldaten en ze begonnen te profeteren.

21. Toen Saul dat hoorde, stuurde hij andere soldaten. Maar met hen gebeurde hetzelfde. Saul stuurde een derde groep en ook met hen gebeurde hetzelfde.

22. Toen ging hij zelf naar Rama. Toen hij bij de grote put bij Sechu gekomen was, vroeg hij: "Waar zijn Samuel en David?" Ze antwoordden hem: "In Najot, bij Rama."

Lees verder hoofdstuk 1 Samuel 19