Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuel 17:12-19 BasisBijbel (BB)

12. David was één van de zonen van Isaï, uit Betlehem in Efrat in het gebied van Juda. Isaï had acht zonen. Hij was zelf te oud om nog met het leger mee te gaan.

13. Maar zijn drie oudste zonen waren wel bij Sauls leger. Dat waren Eliab, zijn oudste zoon, Abinadab, zijn tweede zoon en Samma, zijn derde zoon.

14. David was zijn jongste zoon. De drie oudste zonen waren dus met Saul meegegaan.

15. David [ diende Saul, maar ] was teruggegaan naar Betlehem om de schapen van zijn vader te hoeden.

16. Elke ochtend en elke avond kwam de Filistijn Goliat naar voren [ en daagde het leger van Israël uit ]. Dat deed hij 40 dagen lang.

17. Isaï zei tegen zijn zoon David: "Ga snel naar je broers in het legerkamp en breng ze geroosterd graan en tien broden.

18. En geef deze tien kazen aan hun aanvoerder. Ga kijken of het goed gaat met je broers. Breng iets van hen mee waaraan ik kan zien dat ze nog leven.

19. Want Saul en alle Israëlieten zijn in het Eikendal in gevecht met de Filistijnen."

Lees verder hoofdstuk 1 Samuel 17