1. Samuel zei tegen Saul: "De Heer heeft u uitgekozen als koning van zijn volk Israël. Hij heeft mij gezegd dat ik u tot koning moest zalven. Luister nu naar wat de Heer zegt.
2. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik ga de Amalekieten straffen voor wat ze Israël hebben aangedaan. Want Amalek heeft Israël aangevallen toen het volk uit Egypte kwam.
3. Ga nu en vernietig Amalek. Dood alles en iedereen: mannen en vrouwen, kinderen en baby's, koeien en schapen, kamelen en ezels."