Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuel 1:7-15 BasisBijbel (BB)

7. Elk jaar als ze naar het heiligdom van de Heer reisden, was Peninna zó gemeen tegen haar, dat Hanna van verdriet niets wilde eten.

8. Dan zei haar man Elkana tegen haar: "Hanna, waarom huil je en wil je niet eten? Waarom ben je zo verdrietig? Ben ik je niet méér waard dan tien zonen?"

9. Op een keer, nadat ze in Silo gegeten en gedronken hadden, stond Hanna op. De priester Eli zat op een stoel bij de ingang van de tent van de Heer .

10. Vreselijk bedroefd bad zij huilend tot de Heer.

11. Ze beloofde de Heer: "Heer van de hemelse legers, als U echt ziet hoe vreselijk verdrietig ik ben, en als U echt om mij geeft en mij niet bent vergeten, geef mij dan een zoon! Dan zal ik hem voor zijn hele leven aan U geven. Hij zal nooit zijn haar knippen."

12. Omdat ze lang bij de Heer bleef bidden, ging Eli op haar letten.

13. Doordat Hanna zachtjes in zichzelf praatte, zag hij wel haar lippen bewegen, maar hoorde hij haar niet. Daarom dacht Eli dat ze dronken was.

14. Hij zei tegen haar: "Hoe durf je hier te komen als je dronken bent? Zorg er maar voor dat je eerst nuchter wordt!"

15. Maar Hanna antwoordde: "Nee, mijn heer, ik ben [ niet dronken, maar ] heel erg verdrietig. Ik heb mijn hart uitgestort bij de Heer.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuel 1