Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 9:31-35 BasisBijbel (BB)

31. En Mattitja, één van de Levieten, (hij was de oudste zoon van Sallum uit de familie van Korach) moest toezicht houden op het bakken van de broden en platte koeken.

32. Een aantal mannen uit de familie van Kehat moest elke heilige rustdag de heilige broden neerleggen.

33. Maar de zangers (familiehoofden van de Levieten) hoefden verder geen werk te doen in de tempel. Want ze waren dag en nacht met hun eigen taak bezig.

34. Dit waren de familiehoofden van de Levieten. Ze woonden in Jeruzalem.

35. In Gibeon woonde Jehiël (de vader van Gibeon) met zijn vrouw Maächa.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 9