Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 9:18-29 BasisBijbel (BB)

18. Zij zijn nog steeds poortwachters bij de Koningspoort. Dat is de oostpoort van de tempel.

19. Sallum was de zoon van Kore, die een zoon was van Ebjasaf, uit de familie van Korach. Hij en de andere mannen uit de familie van Korach bewaakten de ingang van de tent van ontmoeting, net zoals hun voorvaders vroeger de ingang tot de tent van de Heer hadden bewaakt in het tentenkamp van Israël.

20. Toen had Pinehas, de zoon van Eleazar, de leiding over hen gehad en de Heer was met hem.

21. Zecharja, de zoon van Meselemja, bewaakte de ingang van de tent van ontmoeting.

22. In totaal waren er 212 bewakers. Hun namen staan op de namenlijsten van de dorpen waar ze wonen. Ze waren door David en de profeet Samuel voor die taak aangewezen.

23. Zij en hun zonen ná hen bewaakten de ingangen van de tent van ontmoeting en later de poorten van de tempel van de Heer.

24. Aan elke kant stonden poortwachters: aan de oostkant, de westkant, de noordkant en de zuidkant.

25. Sallum, Akkub, Talmon en Ahiman hadden om de beurt een week dienst met een aantal andere Levieten uit de dorpen.

26. Zij waren de vier belangrijkste poortwachters van de Levieten. Ze moesten ook toezicht houden op de kamers en de schatkamers van de tempel.

27. Ze brachten de nacht door bij de tempel, om de tempel te bewaken. Ook moesten ze elke dag 's morgens de poortdeuren open zetten.

28. Sommigen van hen zorgden voor de voorwerpen die voor de dienst gebruikt werden. Ze telden alles als het naar buiten gebracht werd en als het weer werd opgeborgen.

29. Anderen moesten zorgen voor de heilige voorwerpen en voor het meel, de wijn, de olijf-olie, de wierook en de specerijen.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 9