Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 7:10-27 BasisBijbel (BB)

10. De zoon van Jediaël was Bilhan. De zonen van Bilhan waren: Jehus, Benjamin, Ehud, Kenaäna, Zetan, Tarsis en Ahisahar.

11. Zij waren familiehoofden en dappere mannen. Op de namenlijst van hun familie stonden 17.200 mannen ingeschreven die met het leger konden meegaan.

12. Verder de zonen van Ir: Suppim en Huppim, en de zoon van Aher: Husim.

13. De zonen van Naftali waren: Jaziël, Guni, Jezer en Sallum, [ klein ]kinderen van Bilha[ , de bijvrouw van Israël ].

14. De zonen van Manasse waren: Asriël, de zoon van zijn vrouw, en Machir, de zoon van zijn bijvrouw uit Aram. Machir kreeg een zoon: Gilead.

15. Machir was getrouwd met een zus van Huppim en Suppim. Ze heette Maächa. Machirs andere zoon was Zelafead. Zelafead kreeg dochters.

16. Maar Maächa, de vrouw van Machir, kreeg [ nog ] een zoon en noemde hem Peres. Zijn broer heette Seres. De zonen van Seres waren: Ulam en Rekem.

17. De zoon van Ulam was Bedan.Dit is de familie van Gilead, de zoon van Machir, die een zoon was van Manasse.

18. Machirs zus heette Molechet. Haar zonen waren: Ishod, Abiëzer en Mala.

19. En de zonen van Semida waren: Ajan, Sechem, Liki en Aniam.

20. De zoon van Efraïm was Sutela. Zijn zoon was Bered. Zijn zoon was Tahat. Zijn zoon was Elada. Zijn zoon was Tahat.

21. Zijn zoon was Zabad. Zijn zonen waren: Sutela, Ezer en Elad. De bewoners van Gat, die in het land geboren waren, doodden Ezer en Elad toen die hun vee aan het stelen waren.

22. Hun vader Efraïm was erg bedroefd over hun dood. Zijn broers kwamen hem troosten.

23. Daarna kreeg hij weer een zoon. Efraïm noemde hem Beria [ (= 'in slechte tijden') ], omdat zijn twee zonen waren gedood.

24. Beria kreeg een dochter: Seëra. Zij bouwde Laag Bet-Horon en Hoog Bet-Horon. Ook bouwde ze Uzzen-Seëra.

25. Beria kreeg ook zonen: Refa en Resef. Resefs zoon was Tela. Zijn zoon was Tahan.

26. Zijn zoon was Ladan. Zijn zoon was Ammihud. Zijn zoon was Elisama.

27. Zijn zoon was Nun. Zijn zoon was Jozua.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 7