Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 5:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Ruben was de oudste zoon van Israël. Hij was een keer met een bijvrouw van zijn vader naar bed gegaan. Daarom had Israël [ (= Jakob) ] de rechten die Ruben als oudste zoon had, aan de zonen van Jozef gegeven. Maar Jozef werd in de namenlijst niet opgeschreven als oudste zoon.

2. Juda werd de machtigste van zijn broers. Iemand uit de stam van Juda werd later koning van Israël. Maar de rechten van de oudste zoon werden aan Jozef gegeven.

3. De zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël, waren: Henoch en Pallu, Hezron en Karmi.

4. De zoon van Joël was Semaja. Zijn zoon was Gog. Zijn zoon was Simeï.

5. Zijn zoon was Micha. Zijn zoon was Reaja. Zijn zoon was Baäl.

6. Zijn zoon was Beëra. Beëra werd door koning Tiglat-Pileser van Assur gevangen meegenomen. Hij was het stamhoofd van de stam van Ruben.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 5