Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 3:6-23 BasisBijbel (BB)

6. Verder kreeg hij nog negen zonen: Jibhar, Elisama, Elifelet,

7. Noga, Nefeg, Jafia,

8. Elisama, Eljada, Elifelet.

9. In deze lijst zijn de zonen van zijn bijvrouwen niet opgenoemd. Hij kreeg ook een dochter: Tamar.

10. De zoon van Salomo was Rehabeam. Zijn zoon was Abiam. Zijn zoon was Asa. Zijn zoon was Josafat.

11. Zijn zoon was Joram. Zijn zoon was Ahazia. Zijn zoon was Joas.

12. Zijn zoon was Amazia. Zijn zoon was Azarja [ (= Uzzia) ]. Zijn zoon was Jotam.

13. Zijn zoon was Achaz. Zijn zoon was Hizkia. Zijn zoon was Manasse.

14. Zijn zoon was Amon. Zijn zoon was Josia.

15. De zonen van Josia waren: de oudste zoon Johanan, de tweede zoon Jojakim, de derde zoon Zedekia, de vierde zoon Sallum.

16. De zonen van Jojakim waren: Jojachin [ (= Jechonja) ] en Zedekia.

17. De zoon van Jojachin was Assir. Assirs zonen waren: Sealtiël,

18. Malkiram, Pedaja, Sennazar, Jekamja, Hosama en Nedabja.

19. De zonen van Pedaja waren: Zerubbabel en Simeï. De zonen van Zerubbabel waren: Mesullam en Hananja. Zijn dochter was Selomit.

20. Zerubbabel had nog vijf zonen: Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed.

21. De zonen van Hananja waren Pelatja en Jesaja. Zijn zoon was Refaja. Zijn zoon was Arnan. Zijn zoon was Obadja. Zijn zoon was Sechanja.

22. Sechanja kreeg een zoon: Semaja. Semaja kreeg zes zonen: Hattus, Jigeal, Baria, Nearja, Safat en nog een zoon.

23. Nearja kreeg drie zonen: Eljoënai, Hizkia en Azrikam.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 3