Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 26:3-17 BasisBijbel (BB)

3. de vijfde zoon Elam, de zesde zoon Johanan, de zevende zoon Eljoënai.

4. De zonen van Obed-Edom: de oudste zoon Semaja, de tweede zoon Jozabad, de derde zoon Joa, de vierde zoon Sachar, de vijfde zoon Netaneël,

5. de zesde zoon Ammiël, de zevende zoon Issaschar, de achtste zoon Peülletai. God had hem veel zonen gegeven.

6. Zijn zoon Semaja kreeg zonen die familiehoofden werden. Het waren dappere helden.

7. Het waren: Otni, Refaël, Obed, Elzabad, Elihu en Semaja, allemaal flinke mannen.

8. Zij zijn allemaal uit de familie van Obed-Edom. In totaal 62 flinke mannen die hun werk goed deden.

9. Uit de familie van Meselemja 18 flinke mannen.

10. Van Hosa, uit de familie van Merari, de zonen: Simri, het familiehoofd (hij was niet de oudste, maar toch had zijn vader hem familiehoofd gemaakt),

11. de tweede zoon Hilkia, de derde zoon Tebalja, de vierde zoon Zecharja. In totaal bestond de familie van Hosa uit 13 mannen.

12. Deze groepen poortwachters, ingedeeld per groepshoofd, hadden net als de anderen de taak om dienst te doen in de tempel van de Heer.

13. Er werd geloot welke familie welke poort moest bewaken. Geen enkele familie werd voorgetrokken.

14. De familie van Selemja kreeg zo de Oostpoort.De familie van Selemja's zoon Zecharja kreeg de Noordpoort. Zecharja was een verstandige raadgever van de koning.

15. De familie van Obed-Edom kreeg de Zuidpoort. Zijn zonen moesten de voorraadkamers bewaken.

16. De familie van Suppim en Hosa kregen de Westpoort en de Sallechetpoort bij de Steile Straat.Elke keer als de wacht gewisseld werd, moest hetzelfde aantal Levieten de poorten bewaken:

17. bij de Oostpoort moesten elke dag zes Levieten staan, bij de Noordpoort elke dag vier, bij de Zuidpoort elke dag vier en bij de twee voorraadkamers elke dag twee per voorraadkamer.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 26