Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 21:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Op een keer bedacht de duivel iets om Israël in moeilijkheden te brengen. Hij stookte David op om het aantal mannen in Israël te tellen.

2. Toen zei David tegen Joab en de andere aanvoerders: "Ga tellen hoeveel mannen er in heel Israël zijn. Trek het hele land door, vanaf Dan [ in het noorden ] tot Berseba [ in het zuiden ], en tel [ de mannen van ] het volk. Ik wil weten hoeveel mannen ik kan oproepen voor het leger."

3. Joab zei tegen de koning: "Ik hoop dat uw Heer God het volk nog honderd keer zo groot zal maken als het nu is. Het hele volk dient u, mijn heer de koning. Waarom wilt u het volk tellen? De Heer zal Israël daarvoor straffen!"

4. Maar ook al wilden Joab en de aanvoerders het niet, toch zette de koning zijn zin door. Dus trokken Joab en de aanvoerders het hele land door en kwamen weer terug in Jeruzalem.

5. Joab bracht de koning de uitkomst van de telling: Israël had 1100.000 mannen die met het leger konden meegaan, Juda 470.000.

6. Maar de stammen van Levi en Benjamin had Joab bij het tellen overgeslagen, want hij vond het verschrikkelijk dat de koning het volk wilde tellen.

7. God vond het heel erg verkeerd dat David dat gedaan had. Daarom strafte Hij Israël.

8. Toen zei David tegen God: "Dit was heel erg verkeerd van mij. Heer, vergeef het me alstublieft, want ik heb heel erg dwaas gedaan."

9. Toen zei de Heer tegen Davids profeet Gad:

10. "Ga naar David. Zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Kies op welke manier Ik je zal straffen. Je kan kiezen uit drie dingen."

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 21