Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 2:5-22 BasisBijbel (BB)

5. De zonen van Perez waren: Hezron en Hamul.

6. De vijf zonen van Zera waren: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara.

7. De zoon van Karmi was Achan. Achan bracht een ramp over Israël, doordat hij iets wat voor de Heer was, voor zichzelf had meegenomen.

8. De zoon van Etan was Azarja.

9. Hezron kreeg zonen: Jerameël, Ram en Kaleb.

10. Ram kreeg een zoon: Amminadab. Amminadab kreeg een zoon: Nahesson, stamhoofd van de stam van Juda.

11. Nahesson kreeg een zoon: Salma. Salma kreeg een zoon: Boaz.

12. Boaz kreeg een zoon: Obed. Obed kreeg een zoon: Isaï.

13. De zonen van Isaï waren: de oudste zoon Eliab, zijn tweede zoon Abinadab, zijn derde zoon Simea,

14. zijn vierde zoon Netaneël, zijn vijfde zoon Raddai,

15. zijn zesde zoon Ozem, zijn zevende zoon David.

16. Zijn dochters waren: Zeruja en Abigaïl.De drie zonen van Zeruja waren: Abisaï, Joab en Asaël.

17. Abigaïl trouwde met Jeter, uit de familie van Ismaël . Ze kregen een zoon: Amasa.

18. Kaleb, de zoon van Hezron, trouwde met Azuba. Ze kregen een zoon: Jeriot. Jeriot kreeg zonen: Jeser, Sobab en Ardon.

19. Toen Azuba stierf, trouwde Kaleb met Efrat. Ze kregen een zoon: Hur.

20. Hur kreeg een zoon: Uri. Uri kreeg een zoon: Bezaleël.

21. Toen Hezron 60 jaar was, trouwde hij met de dochter van Machir (die vader werd van Gilead) Ze kregen een zoon: Segub.

22. Segub kreeg een zoon: Jaïr. Jaïr bezat 23 dorpen in het land Gilead.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 2