Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 13:8-14 BasisBijbel (BB)

8. David en de Israëlieten dansten uit alle macht voor God. Ook zongen ze en maakten muziek op allerlei muziekinstrumenten.

9. Maar de koeien die de wagen trokken, gleden onderweg uit. Ze waren op dat moment bij de dorsvloer van Chidon. Uzza stak zijn hand uit om de kist tegen te houden.

10. Toen werd God vreselijk boos op Uzza. Hij doodde hem, omdat hij de kist had aangeraakt. Zo stierf Uzza daar bij de kist van God waar God aanwezig was.

11. David was erg geschokt dat de Heer Uzza zo zwaar strafte. Daarom werd die plaats Perez-Uzza [ (= 'breuk van Uzza') ] genoemd, en zo heet het er nog steeds.

12. Vanaf die dag was David bang voor de Heer. Hij dacht: "Hoe moet ik dan de kist van God ophalen?"

13. Daarom liet David de kist niet naar de 'Stad van David' brengen. Hij liet hem neerzetten in het huis van Obed-Edom uit Gat.

14. Daar bleef de kist drie maanden staan. Al die tijd was de Heer goed voor Obed-Edom en zijn familie en alles wat hij bezat.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 13