Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 7:18-22 BasisBijbel (BB)

18. Rondom op elk netwerk maakte hij twee rijen granaatappels.

19. De sierstukken op de toppen van de pilaren in de voorhal waren 4 el [ (1,80 m) ] hoog. Ze hadden de vorm van een lelie.

20. Bovenop de pilaar was eerst een bolvormig gedeelte. Daaromheen zat het netwerk. En daarop kwam het sierstuk in de vorm van een lelie. Verder was elk sierstuk rondom versierd met twee rijen van 200 granaatappels.

21. Hij zette de pilaren neer bij de voorzaal. De pilaar aan de rechterkant noemde hij Jachin [ (= 'vastzetten') ]. De pilaar aan de linkerkant noemde hij Boaz [ (= 'kracht') ].

22. Toen de lelies op de top van de pilaren waren vastgezet, waren de pilaren af.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 7